Uit niets blijkt mijn gelijk.
31 mei 2011
Iets dat je terug zet is altijd van plaats veranderd
Ha bé essen zijn blijvende gevelde bomen uit een kaal ingerichte straat. Verlichting op de hoeken waar je af kon slaan. Of zoal bekeken af kon gaan. Punten in het leven, waar nog richting gegeven moest worden, waar 'jij' voor stond. Ik ook werd schoolverlater, beter: verrader van de leerplicht.
Gelabeld onbenul, catagorie B, twijfel gevallen tussen leervermogen of handige kluns. Geen van beide dus. Dus werd voor mij gekozen; dat absoluut geen prè was. Want wat te doen met iemand die wel, niets deed, aan van alles leed en verzuim met hoofdletters schreef. Meisjes kozen maagdelijk voor verschillende academia, iets (met later door vertaald) maagdelijke bijen was, of typisch, meisjes misschien alleen wel beter scholen ook wel maagden burchten genoemd. Dat was kaf gelijk de knapen ambachtelijk, in het ergste geval, of gemengd dubbel anders iets uitgebreids lager-, of nog beter middelbaar (gelezen als middelmatig) onderwijs. Ik was niet wijs, hield van de afwezigheid en restte dus een noest bestaan tot lood gieten. Dat gaf waterdichte garantie naast tucht tot spijbelen, wat veel leervermogen opleverde. In ieder geval om te weten hoe op jezelf aangewezen niets op school te leren is.
28 mei 2011
11 mei 2011
] Narrowmind
Iedere bocht komt vanuit een omzoomde lettergreep,
waar men welbespraakt accenten heeft gelegd, in plaats van klinkers.
Het loopt dan ook heerlijk zacht, in voorgeschreven sporen.
Alles gaat op rolletjes zijn gang, gelijk een fluisterdicht in woorden.
Zo voor mij uit, nog maagdelijk wit, ontvouwd zich kersenbloesem.
Daarop drapeer ik mijn pennenvruchten, ze rijpen wel onderweg.
Het is bij het neerschrijven nog vochtig dauw, eenvoudig weer uitwisbaar.
Mijn schoorvoetend schreiden door de bladen gras laten uitgeschudde halmen na.
Sporen die ik voor even, met mijn gedachten, uittrok voor ze werden achtergelaten.
De eeuwigheid van ochtendnevelvelden vervlieten naar mate ik dit helder zie.
De inkt droogt sneller bij het klimmen van de zon, boven de boomgrenzen
van mijn denken. Alles wordt daar boven, naar de middag toe,
altijd veel harder uitgedrukt dan in de morgen is beschreven. Daar
ligt het einde van de pennenstreek, waar zoveel over wordt geschreven.
Het droogt te snel op, ik zie de laatste flarden fantasie nog
daarin vervluchten. Het wordt er allemaal wel zonovergoten van, maar
de leesbaarheid van aren is eruit verdwenen.
Nog slechts een vervagend spoor van mijmeringen liep daar tussendoor,
een zandweggetje zo potlooddun weergegeven indrukken.
De pennenstreek bleek uitwisbaar, nog slechts een herinnering, een bijlage
in een boek over een landgoed dat vergeten bleek. Zoals je weleens een oude
landkaart daarin treft, prachtig gedetailleerd, maar niet meer weet waar of dat ligt.
Met teveel voortrazende gedachten over snelwegen doorsneden
was er geen tijd meer om het goed uit te lezen. Sommigen delen
zijn ondergelopen door teveel gemorste inkt, andere stukken afgesneden,
onleesbaar verknipt door schrijvers die de verkeerde weg uitschreven of ezelsoren achterlieten.
Maar met mijn ogen dicht zit ik zo nu en dan hier toch
in de onaangeroerde pennenstreek. Als voor een klaterende beek
hoor ik de woorden kiezelen in een onderstroom van weten.
Ergens onaantastbaar worden deze zin daarin weer herschreven.
Ruizend in de weerschijn van de kronen van het overdadig licht
dat reflecteert. Op meanderend water dat de pennenstreek ooit,
in mijn beekbedding van de verbeelding beschreven, achterliet.
--
R
05 mei 2011
Alter ego.
Ik was juist van plan het op te richten toen het al opgeheven was.
Het viel wat tegen om te leven, met een opgeheven hoofd.
Alsof de romp het einde van de wereld betrof met niets daarop.
Zonder kop, zelfs geen kans tot oprichten, is een strop.
Maar zelfs "daarin" is het zonder hoofd niet meer te doen.
Het is inderdaad vreemd gegaan, dat hoofd dat ergens meespeelde. Een spiegelbeeld, zo'n een waar geregeld in gekeken werd, om te bezien 'of hoe't stond, viel tegen. Toen brak de vervaging op, een mist, beslagen ruit, iets dat het opgeheven hoofd onttrok aan de werkelijkheid. Als in de wolken gelijk bleef het opgeheven maar mistte enige helderheid. Als uit het zicht onttrokken gelijk, zo vaag verdween het in een deken van mist. Je mistte het na verloop van tijd niet eens, dagelijks na het douchen gelijk was het spiegelbeeld een schimmig aftreksel van het opgeheven hoofd.
Ik heb me oren er maar na laten hangen. Vooral, toen al te laat, niemand luisterde naar mijn op te heffen hoofd, alsof er een verkeersknooppunt werd opgeheven haalde men slechts opgelucht adem, zoals wel vaker bij verdwijnende knelpunten geschiet. De pijn van opheffen zat/zit me dan ook tussen de oren. Hoewel, alweer vreemd genoeg, ik die juist met een opgeheven hoofd moest/ moet ontberen.
Ook kopzorgen ontbraken, hoewel het besef
zonder denkvermogen te moeten leven,
wel weer zorgen baart. Ook haar baart het geen zorgen meer.
Er valt niets te zien laat staan te scheren, dus zit ik daar niet mee.
Omdat ik nooit hinder van hoofdpijn had, heb ik dat nu ook niet als fantoom.
Het steekt natuurlijk wel om nooit meer met kop ergens boven uit te steken.
Maar ook daar staat tegen over dat een kop van jut ook uit te sluiten valt.
Niemand die mij nog onder ogen komt, met mijn opgeheven hoofd
of mij op mijn blauwe ogen gelooft. Zelf ben ik ziende blind,sprakeloos
en nooit meer van de tongriem gesneden. Een mond om na te spreken of
eentje vol van tanden zit er niet meer in, met een opgeheven hoofd.
Te voeden is hij evenmin zo stom geslagen als ik ben. Kussen is
als zoenen, of iets daar tussen in, uit den boze met een opgeheven hoofd.
Ik leg me daarbij neer, laat niet het hoofd er maar na hangen, maar gewoon...
wat je als kip zonder kop ook zou doen in dit geval is kakelbont gaan lopen
rennen in het rond. Even als mijn landgenoten met hun kop vol zorgen,
onderscheid ik me daar in, met mijn opgeheven hoofd. Het is een hoofdzaak
om te beseffen dat, gelijk een leeghoofd daarin, ik ben. Wat mijn doelloos leven
wel weer een extra dimensie geeft. Bovenal die niet opgeheven hoofden uit torn ik, ben ik opvallend genoeg een verschijnsel, dat zijn hoofd nergens meer over breekt en losbollig voort leeft. Zij het zonder spiegelbeeld waarin ik eerder zo gaarne naar mezelf uitkeek.
Over mij
- ®
- Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.