Uit niets blijkt mijn gelijk.

17 maart 2011

De loopgraaf

De afgezaagde zwarte elzen
staan afgestompd te wenen
op de jaarringen van hun wortelhalzen

waar zoveel eerder nog in lommer de plompverloren ondergedoken
bladeren in het zachte stroomlint meedeinden terwijl de zon liefkozend
de lichtharpen bespeelde op de door haar beschenen waterloten die
wiegend in de zomerbries een ademloos schouwspel boden aan dit
onverlate oog dat loom nog genoot van deze watergang waarin de eenvoud
in haar vorm van wilde eenden rond zwom

nu staar ik gebukt onder lasten van een kille noordwester met
opengeslagen ogen naar een desolate plaats waar een treures aandachtig
bespiegelingen toont in de golfslagen van haar geteisterde kale kroon
door eeuwen om gebogen staken die de maat slaan met de jaren hoe in
geur en kleur dadelijk toch het stralend ontluiken van de bodem uit
ontstaat in bolgewassen rond haar stam

de loopgraaf maakte er eerder een potje van
bij de gortdroge sloot vol dode bladeren
toen de herfst haar kleed af deed
alles zich verder ook van de zomer ontdeed
geleidelijk aan toch het vocht weer won
de watergang zichzelf hernam in streefpeil
zo rond het middernachtelijke uur
dat de winter omsloeg in een lentezonnetje
was alles weer gelukkig van deze kaalslag
herstellende aan genezende hand in mijn camaraoog.
R

Over mij

Mijn foto
Als ik later dood ben wil ik dichterlijk zijn: Hemelsblauw verdichten in deze lijnen tot nagelwitte strepen. Los weer in de hoogte op vanuit het niets tot onvergankelijk leven. Tot dan toe leef ik me in de regel uit.

Volgers

Blogarchief