Ook ontsteeg eerder al uit kot en krot enig moderner woongerief dat het geheel absoluut niet heeft verfraaid.
Maar gelukkig is het hier en daar nog een knagende tand die zich op het rot stuk bijt. Al kost het moeite de daar levende have er doorlopend mee in strijd zijnde verval te niet te zien doen. Dit alles om het wonen niet tot bouwval te laten verworden.
Het lukt in ieder geval wel om de open gevallen plekken, op dit achteraf stukje aards slijk, niet te overgieten met hedendaags architectonisch verdriet. Slechts een enkeling bezoedelt dit nostalgisch stukje romantiek met iets modern; maar, als gezegd, het valt uit de toon gelijk een rotte kies uit slecht onderhouden gebit, waar immer tanden op worden stuk gebeten.
Ook ga ik, zelden te voet, soms knarsetandend door deze steeg. Honden worden hier altoos gevreesd, wat mij als liefhebber toch een kater oplevert. Om ongeschonden door deze steeg heen te komen verdient beestachtige onverzettelijkheid. Zonder blootstellingsrisico aan priemende dwingende boze blikken van de omwonenden zou' t mijn viervoeter een plezier zijn er door te vertieren.
Nu (dat is thans of althans nieuwerwetser modern) komt het Katers
horn, naast versterven ook tot leven. De wat schuchter autochtoon gaat dood of vertrekt doodgewoon uit dit eerder zieltogend leven in de steeg.
Er komt nieuw leven voor in de plaats.
Er ontpoppen zich tevens zienderogen pennenvrucht producerende producten alhier.
De leden van dit zingevend gilde dat hier is neergestreken, bestrijken zoal geschiedkundig alswel zinderende verhaallijnen, van al dan niet op papier toevertrouwde verzinsels.
Zo zijn deze verhalers dan ook goed onderscheidbaar doordat de historicus, zijn ambacht indachtig, een titrimetrische preciesie aan de dag legt op de druppels inkt die te doseren valt.
Terwijl de andere verhalenmens zich de lakmoesproef laat gebeuren op menig omslagpunt, tot drukken van zijn schrijfsels, op schrift toevertrouwt en zelfs gebonden gelezen papier.
Het Katerhorn verheft zich in die zin tot steeg van de verbeelding. In het verschiet ligt wellicht nog meer schrijversschap, immers wie schrijft blijft en wie niet verdwijnt.
Voor nu is het Katershorn van overvloed een voorzienigheid uit zichzelf opbloeiend, of uit het as van grijs arbeidzaam verleden in oostindisch doof inktzwart heden van volgeschreven drukwerk.
Schrijvers eigen is het naar de hand zetten van de werkelijkheid. Schrijvers leven veelal (ook) met een rijk van de verbeelding. Verbeelding die tot uitdrukking wordt gebracht met hoe schrijvers ergens neerstrijken alvorens tot schrijven te worden aangezet.
Hun woon is daar een vanzelf steen geworden metafoor van.
Enerzijds wordt met behuizing, gelijk het geschreven woord, goed vastgelegd waaruit de bron van inspiratie en inkomen ontstaat.
Anderzijds, ook, blijkt het opluisteren van woongenot van schrijvers te bestaan in romantiek, hetzij nieuwbouw dat oud lijkt of oudbouw dat nieuw wordt.
Bouwen dan wel verbouwen ligt aan deze scheppende geesten ten grondslag en hun ruimtebeslag op deze hun toe bemeten ruimte op aarde. Noem het vermaterialiseren van de schrijver zjjn astrale aanwezigzijn.
Vol verwachting sla ik de tijd gade die uit Katerhorn ontspruit de komende jaren.
Na zoveel duurzaam arbeidersleven dat hier eerder zwoegend eeuwen opgroeiden, tot wasdom kwam, bejaarde en wegstierf in vergetelheden. Alles nog zonder verslaglegging kon plaatsvinden en men het verdrijven van tijd/ruimte reizen liet vervluchtigen zal veel verdreven zijn dat nu fantasierijk wordt met fabuleren hoe het was en nooit meer wordt. Of zoveel erger nog onbeschrijfelijk bleef en neerbuigend werd overgeschreven door de meer verheven wierdbewoners.
Verhevenen, rond kerk en pastorie vereend, neerkeken op deze reep oudendijk; zijnde paupers in hun verslofde hutje mut verkrotte bewoningen.
Wie weet wordt deze paradijselijke dijkkruin een rijkdom van uitdijende forensend volk in lonkende vergezichten te schrift gesteld onder bewierrookt gezag van nieuwetijds schrijvers.
Mei '23
Een jaar of twee geleden is een gepensioneerde editor op nr 1 neergestreken. Een dame van omvangrijk statuur die er nog een tuinknecht opna houdt, zoals anderen huisdieren hebben. Gedwee, gehoorzaam, zwijgzaam, buigbaar en volhardend in verricht van dressuur.
Zij sprak mij aan op een vogelkers met de vraag wat daarmee te doen. Antwoord mijnerzijds de bloesem geurt overheerlijk. Wat haar deed besluiten het nog even een jaartje aan te zien. Zo geschiedde, de struik overleeft haar besluiteloosheid. Zij had immers al op haar geweten een prachtig bloeiende sierappel zonder overleg en toestemming door haar knuffelhovenier uit onze tuin te laten verwijderen. Het speet haar achteraf, maar vond de prijs ter compensatie voor aanschaf van een nieuwe boom te hoog. Dus liet het daar maar bij. Wij groeten sindsdien nauwelijks nog, R stelt dat ik er ook "boven moet staan".
Maar good wellicht verder een verrijking van het literaire leven op de katershoorn.