Er zat een buizerd in het gras, geen ruigpoot,
maar een normale, dat is hier heel gewoon.
Hij, of misschien wel zij, school bij het riet,
het was de gure ooster, die hem of haar
daar schuilen liet.
Ook ik liet haar of hem daar
maar zitten terwijl ik, of beter zij daar achter
de bal aan ging. Ik wierp en zij liep rakelings
voorbij de roofvogel heen. Verder was er niets
vandaag, of toch misschien, naar later bleek,
ging er nog iets door mij heen.
Ik dacht, dat
is niet normaal, daar brak de zon door
in een glimp daglicht vervloog dat denkbeeld
ook weer. Het was kil toen de zon verdween
en dat bleef ook zo. Tot vanavond de stilte
langs vloog. Normaal zegt men dan; kijk
daar gaat een ransuil. Rans, daar zat ik mee,
een uil oké, maar rans, dat klinkt garstig en dat
zegt mij ook al niets. Dat is lekker rustig, wat past
bij stilte, die hier heerst.
Maar goed, ik was slechts
blijven staan, zo rakelings, ik was getroffen
daardoor. Geruisloos scheerde nog een lichtbundel
over de kruin van de slaper heen. Het haperde
en bleef daar nog even staan. Die uil, ach die zat
in de es daar helemaal niet mee.
Ik liep met haar
weer verder, ze had beet, een balletje, dat ik eerder
weg schopte. Dat mag hier, want het breekt de stilte
niet door. Zelfs de sneeuw, zo zachtjes wit lag het
deze donderdag lekker op het dek.
Even later waste
op het journaal iemand de voeten van een crimineel
dat is heel gewoon op zo'n doodgewone dag waarop
het normaal lente is, maar vandaag dus niet.